In opdracht van klaroenkorps St.Martinus componeerde Koos Schroen uit Heythuysen een concertwerk voor klaroenkorps in es-bezetting met als thema het Landgoed St.Gerlach te Houthem door de eeuwen heen; het landgoed St.gerlach is onder beheer van de Provoost-Generaal van St.Martinus, de heer Camille Oostwegel.
Een bijzonder werk voor deze muzikale bezetting, waarbij veel aandacht ging naar muzikale uitbeelding van herkenbare thema’s en het zo optimaal mogelijk gebruik maken van “een muziekinstrument met sterke beperkingen” de klaroen. Maurice de Lange zorgde voor aanlevering van het script in tekst en de componist zorgde voor een fantastische vertaling voor klaroenkorps met uitgebreid slagwerkensemble.
Achtergrond
Het landgoed St.Gerlach in het Zuid-Limburgse Houthem (bij Valkenburg a/d Geul) dankt zijn naam aan de ridder en kluizenaar Gerlachus (1120 – 1164). Gerlach koos in Houthem een holle eik als woonstee. Gerlach was vervolgens inspiratiebron voor de stichting van een Norbertinessenklooster in 1201. Het was ook de plek waar pelgrims hun heil zochten bij het graf en de put van Gerlachus. Tussen de vele bezoekers van het klooster rekent men Karel de Stoute, die op zijn veldtochten in 1474 zijn legerkamp op het landgoed had opgeslagen. Tijdens de 80-jarige oorlog werd het klooster enkele malen in brand gestoken en verwoest.
Voor de bewoners van Houthem was het een rampzalige dag toen op 6 september 1786 de zusters Norbertinessen in zes koetsen wegtrokken uit Houthem met medeneming van alle kostbaarheden, kerksieraden, meubels en zelfs het gebeente van Sint Gerlach. Na de opheffing van het klooster kreeg het complex de bestemming van kerkgebouw, chateau en kasteelhoeve. Toen het landgoed via enkele particuliere bezitters uiteindelijk werd nagelaten aan het kerkbestuur, bleek de parochie niet opgewassen tegen de enorme schuldenlast van successierechten.
In de loop van de jaren sloeg het verval toe. Diverse plannen voor herstel bleken niet levensvatbaar. Uiteindelijk werd de Houthemenaar Camille Oostwegel eigenaar van het landgoed en na een succesvolle restauratie werd in 1997 het chateau heropend als een luxe hotel en resort in het glooiende Heuvelland in het karakteristieke Geuldal.
De compositie
Het intro begint met een bliksemslag, die inslaat in een eik, de latere woonstee van Sint Gerlachus. Het is een idylisch natuurgebied, men hoort o.a. vogels, een beekje en jachthoorngeschal. Impressies van veldslagen worden afgewisseld met processies en de devote sfeer van een klooster.
In deel 1 wordt tot uitdrukking gebracht hoe het klooster tijdens de 80-jarige oorlog steeds weer werd verwoest. De angst van de bewoners en het verdriet bij het begraven van hun doden.
Deel 2 begint met het vertrek van de zusters Norbertinessen. Volgens overlevering werden op deze dag de doodsklokken geluid. De gedeelten hierop volgend herinneren aan de particuliere bezitters en doordat zij vrij plotseling afbreken, ook aan de onafgemaakte plannen voor restauratie.
Tenslotte komt in deel 3 tot uitdrukking hoe de restauratie, na veel inspanningen, triofantelijk wordt voltooid en het chateau, weer net als in vroegere tijden, een rustpunt is voor de mens.