Ontstaansgeschiedenis

In vele Limburgse steden en dorpen vormt de plaatselijke schutterij een unieke folkloristische vereniging met een min of meer duister verleden, een voortvarend heden en zo te zien een gegarandeerde toekomst. Houthem vormt wat dit betreft geen uitzondering: Schutterij Sint Martinus heeft een lange historie achter de rug – vier eeuwen – en neemt in het plaatselijke verenigingsleven een vooraanstaande en respectabele plaats in.

Over die vier eeuwen geschiedenis van de oudste vereniging van Houthem valt eigenlijk niet veel te vertellen; vanaf het jaar 1853 beschikken we over soms uitgebreide bronnen die informatie geven over hoogte- en dieptepunten, maar over de tijd daarvóór zijn er weinig vaststaande feiten en een grote hoeveelheid vraagtekens.

Lees de geschiedenis van de oudste vereniging van Houthem in vogelvlucht, omschreven door Jan G.M. Notten.
Ook te lezen op de website van de Heemkundevereniging Houthem St.Gerlach.

Raadsels

Dat de vereniging in 1999 haar vierhonderdjarig bestaan viert, kan niet  zomaar uit de lucht komen vallen. Feit is dat men honderd jaar geleden een feest organiseerde vanwege het feit, dat men driehonderd jaar bestond. Ook dat kan toch niet zonder reden zijn gebeurd? Algemeen is de opvatting dat de schutterij in het laatste kwart van de zestiende eeuw het levenslicht moet hebben gezien en vermoedelijk hangt dat samen met het – overigens ook niet helemaal duidelijke – ontstaan van de parochie. Bij haar oprichting kreeg die de naam van Sint Martinus en, het is niet als een sprookje opzij te zetten, dat de bijna gelijktijdig ontstane schutterij op aandringen van pastoor Heijselmans dezelfde naam heeft gekregen. Op vele plaatsen in Limburg en daarbuiten draagt de schutterij de naam van haar parochiepatroon in het vaandel.

Maar daar hoort een aantekening bij: schutterijen in die dagen (tot rond het jaar 1600) zijn heel andersoortige verenigingen dan die van vóór die tijd. De schutterij die (nemen we aan) in 1599 in Houthem is ontstaan, is een soort van parochievereniging geweest. Voor processies en andere parochiële plechtigheden en soms een optreden bij andere gebeurtenissen. Het probleem was niet eens het dreigende protestantisme, maar wel het feit dat de mensen hun vertrouwen in de kerk hadden verloren en daarin kreeg de schutterij een taak toebedeeld. Niet om de deelnemers aan de processie te beschermen, want het handjevol protestanten dat we in Limburg hadden, ging heus niet op de vuist met de processiegangers. Maar de leden van de schutterij werden beschermers van kerk en sacrament omdat dat de betrokkenheid van de gelovigen zou vergroten. En zo kon het gebeuren dat menig pastoor in de 16e en 17e eeuw een schutterij in het leven riep en het reglement (mee) opstelde. Op deze wijze “beschermde” de schutterij de kerk terwijl die niet concreet werd aangevallen. Zoals je je tegen de duivel wapende, terwijl je die ook nog nooit had gezien. Of tegen onweer en oorlog (1). Wat dit katholieke aspect van de schutterij uit de 16e eeuw aangaat, zijn we in Houthem op ideale bodem: dat was een dorp met een jonge parochie, met een opnieuw oplevende verering van Gerlachus. Met een klooster waar een zeer energieke proost, Erasmus Ghoye, de pastoor in alle opzichten steunde. Bisschop Hendrik van Cuyck of Cuyckius van Roermond stond achter alle inspanningen die ertoe konden bijdragen, dat Houthem de heersende religieuze inzinking te boven zou komen en daar paste een schutterij uitstekend bij. Maar dan wel een gekerstende, die in dienst stond van de kerk. Misschien was Schutterij Martinus in 1599 de kroon op het werk, het bewijs van wat we nu een godsdienstige revival zouden noemen.

In 1599 heeft de pastoor weet gehad van oude schutterijen die reeds in de middeleeuwen hadden bestaan. Al in de veertiende eeuw hadden sommige steden gilden van bewapende burgers. Gildes waren verenigingen van personen met hetzelfde beroep. Zo waren er dus koopmansgilden, timmermansgilden, touwslagersgilden en.. schuttersgilden. Die laatste oefenden regelmatig in het bedienen van wapens. Vaak deed de stad een beroep op dit gilde om bij oproertjes en bij de bestrijding van dieven, stropers en raddraaiers een handje te helpen.  En vanwege dat beschuttende aspect noemde men de mannen schutters. Het had met schieten dus niets te maken. Schutters waren ook met pieken en zwaarden bewapend
en waren zeker geen militairen. In de tweede helft van de zestiende eeuw (Tachtigjarige Oorlog) zien we in Holland de schutterijen veranderen in burgervendels, die primair de stad moeten verdedigen. Leden liepen wacht over de stadsmuren. Want er dreigde immers voortdurend gevaar? Wat Houthem betreft, er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat het dorp dat soort schutterij ooit  heeft gehad of in 1599 heeft gekregen. Maar de pastoor gaf de nieuwe vereniging de naam schutterij. Ze beschutte de gelovigen immers?

Vragen genoeg. Het ontstaan van Martinus in of rond 1599 is in dichte nevelen gehuld, zouden vroegere geschiedschrijvers hebben gezegd. Het “klimaat” was in Houthem onmiskenbaar aanwezig, maar we missen een schriftelijk bewijs.

Feiten

Na de raadsels uit het verre verleden is het nu tijd voor de vaststaande feiten.

Op enkele momenten duikt er een schutterij op uit de oude geschriften van en over Houthem.  Daar is op de eerste plaats een vermelding in een reces (een verslag van de vergadering) van de Staten van Staats Valkenburg. Daarin staat dat er op 25 oktober 1658 aan de schutters van Valkenburg en Houthem “op hun request” (op hun verzoek) de somma van 37 gulden en 8 stuivers is toegekend als beloning voor bewezen diensten (“ten tyde deselve in dienste van ’t landt zijn worden geemployeert”). Dat laatste woord betekent natuurlijk dat ze aan het werk
zijn gezet, een opdracht hebben vervuld. In de aantekening van bijna zestig jaar na het mogelijke oprichtingsjaar wordt gesproken over schutters en niet over een schutterij. Maar over schutters in de betekenis van militaire verdedigers hebben Houthem en Valkenburg in 1658 zeker niet beschikt.

De Vrede van Munster is tien jaar geleden, de Tachtigjarige Oorlog is voorbij. Hollandse en Spaanse diplomaten vergaderen over de juiste verdeling van de landen van Overmaze en daar is Valkenburg er één van. Maar oorlog? Misschien is dit bedrag wel uitbetaald als beloning voor ordediensten of het aanwezig zijn bij plechtigheden (2). Daarna hebben de schutten van Houthem meermaals dienst gedaan in Houthem en Valkenburg. H.J.J. Philippens weet te melden dat ze ten huize van Gerard Croon zijn geweest, dat ze wacht hebben gehouden voor het Franse leger, dat ze op last van drossaard Wynants “in het geweer zijn gekomen” en dat ze de heren Hoogmogendheden hebben geholpen bij plechtige samenkomsten. Dit alles zou zijn
voorgevallen in de jaren zestig en zeventig van de zeventiende eeuw. De bron van Philippens is onduidelijk: een staat van uitgaven zonder herkomst en zonder datum. Ook hij spreekt over schutten en niet over een schutterij (3).

Overigens bewaart men in de archieven van de schutterijen van Valkenburg aangaande de zestiende en zeventiende eeuw gelijksoortige gegevens: ook daar speelt de schutterij een rol bij feesten en officiële gelegenheden en is van “bewaking” niet zo veel te achterhalen. Het sluit aan bij de redenering van de reeds eerder geciteerde J. Gerits: ” Wanneer vanuit wetenschappelijk perspectief naar de schuttenhistorie wordt gekeken, en men zich daarbij laat leiden door de oude documenten, moet worden vastgesteld, dat de schutters slechts zelden hun geweren moesten gebruiken ten dienste van de veiligheid. Tot op heden zijn nog geen glorieuze wapenfeiten van de schuttersgezelschappen boven water gekomen.” (4).

Het volgende vaststaande feit uit de historie van Schutterij Sint Martinus is het oudste zilveren schild dat ze bewaart. Het is van het jaar 1734 en draagt de volgende tekst: Philippi Ersten Kyser van Houytem Anno 1734.” Philippens weet van hem te vertellen, dat zijn voorletter W is, dat hij timmerman was en op de Sint Maartenshoeve in Vroenhof woonde.

Ook uit de achttiende eeuw heeft Philippens gegevens verzameld: in 1723 worden de repetities gehouden bij brouwer en tapper Frans Caldenborgh; in dat jaar is Mathias Pirong kapitein en Paulus Thewis sergeant; de schutters verrichten wel degelijk “nachtwachten” in Houthem en Broekhem; en hij citeert uit een “Reglement van het Sint Martinusgilde” uit het jaar 1775, gearresteerd (vastgesteld) door de Luitenant Voogd en de schepenen van Houthem (5). Van het jaar 1762 dateert een afschrift van een “proclamatie” van het bestuur van Martinus, waarin men onder meer mededeelt dat “alleen zij worden toegelaten voor het vogelschieten die reeds minstens één maand in het boek der schutterij zijn ingeschreven.” Het is gepubliceerd in de in noot 7 genoemde artikelenreeks. Pronkstuk van de vereniging is de zeer grote, gekroonde zilveren vogel uit de achttiende eeuw, met losse vleugels, brede staart en wit-glazen ogen.

De Franse tijd

Met de komst van de Fransen worden schutterijen verboden. Ook die van het katholieke soort zoals in Houthem? Philippens schrijft dat het schutterslokaal rond 1800 gevestigd is bij herbergier Daniel Geuskens.

Koning Willem I, in 1813 de eerste koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, gedoogt in 1815 dat steden met meer dan 2500 inwoners (alleen de belastingbetalers) een dienstdoende schutterij hebben. Van 1821 dateert de nieuwe Landsweerwet over toegestane dienstdoende en rustende schutterijen. De bedoeling van de koning was om te komen tot een soort van reserveleger, bestaande uit schutterijen.

Het is niet onmogelijk dat de schutterij in Houthem de omwenteling en de vele nieuwe zaken die de Franse Tijd met zich meebracht, “gewoon” heeft doorstaan. Ter vergelijking: in Valkenburg begint de Oude Nobele Schutterij in 1809 met een nieuw schuttersboek, de Jonge in 1820. Met statuten, reglementen en ledenlijsten. Ook daar is geen reden om aan te nemen dat de schutterijen in de Napoleontische tijd zijn verdwenen. Maar afdoende bewijzen zijn er niet.

Wel is er in die dagen veel schuttersmateriaal verdwenen als gevolg van de verbeurdverklaring door de Franse overheid van eigendommen van gildes en verenigingen. Zilver was natuurlijk een geliefd materiaal en het is bekend dat vele schutterijen hun kleinoden op hooizolders verstopten of begroeven. Maar het wordt eentonig: ook hiervan hebben we geen schriftelijke bevestigingen.

De heroprichting

Rond 1850 doet een nieuwe element zijn intrede in de schutterswereld: het houden van schietwedstrijden met geweer. De hedendaagse schutterij is in de kiem aanwezig: hier worden de schuttersfeesten geboren (6). Maar dan beleeft Sint Martinus een tijd van neergang: de schutterij is ter ziele.”De schutterij was rustende”, schrijven historici dan.

De glorierijke heroprichting volgt in 1853 in de herberg van Leonard Crolla. Sedert dat jaar beschikken we over veel gegevens. Al die tijd heeft het bestuur twee schuttersboeken zorgvuldig bewaard. Het eerste in zwartleren band, met twee koperen sloten en met als titel: “Schuttersvereeniging te Houthem. Register A van het lidmaatschap en de leden en de leden der vereeniging.” Het begint met het verslag van de vergadering van 20 februari 1853. Het tweede draagt als titel: “Schuttersboek No. 2, 1853”. In de twee boeken staan grotendeels dezelfde verhalen. Alsof men een reserveboek heeft aangelegd, voor het geval dat er eentje verloren zou gaan.

Het doel van de eerste vergadering is duidelijk: “herstelling der oude schutterij.” Aanwezig zijn vijf man die nog lid zijn geweest van de vorige schutterij. Hun namen zijn de moeite waard om hier te vermelden:
1. Jan Hendrik Ramakers, oud 73 jaar.
2. Antoon Massot, oud 79 jaar.
3. Willem Speesen, oud 76 jaar, “stroodekker”.
4. Willem van Sintfijt, oud 82 jaar.
5. Johannes Speesen, oud 53 jaar, “schoenmaker”.

Ramakers wordt gekozen als voorzitter; L. Crolla en J. van Sintfijt, zoon van Willem, worden secretaris. Johannes Speesen, foerier in de oude schutterij neemt de taak van schutterspenningmeester op zijn schouders. J. van Sintfijt vertelt dan in zijn speech iets over de doelstelling van de schutterij die hier bestaat sedert 1663. Hoe hij aan dit jaartal komt,weet niemand.

Uit de aanwezigheid van Johannes Speesen, geboren in het jaar 1800, is af te leiden dat die vereniging op zijn vroegst rond het jaar 1815 nog heeft bestaan: in dat jaar was Johannes vijftien jaar, de leeftijd om toegelaten te worden. Op zijn vroegst is Johannes, zeg maar Sjeng, in 1815 lid geworden. Daarna is de periode van “sluimerende schutterij” begonnen, die duurde tot 1853 (7).

Of het bij Crolla op die twintigste februari druk is geweest, is niet uit de schuttersboeken op te maken. Nieuwe leden konden zich opgeven en bij secretaris Crolla zouden de verschillende graden op 27 februari worden openbaar gemaakt (8). Er treden 86 man toe tot de schutterij, onder wie het vijftal van de “oude”. Voor een dorp als Houthem een opmerkelijk aantal. Er was in Houthem (in die tijd tegen de achthonderd inwoners) praktisch geen gezin, of een van de mannen marcheerde mee in de schutterij, noteert de auteur in de Geulbode (zie noot 7).

De “nieuwe” schutterij hoeft geen nieuw reglement te schrijven. Het oude wordt hier en daar verbeterd en aangevuld en het bevat 25 artikelen. Daarin staat onder meer dat de leden hun vijftiende levensjaar moeten hebben bereikt, niet absoluut in de gemeente Houthem moeten wonen, contributie moeten betalen, enzovoorts.

Vermeldenswaard is Artikel 5. Daarin lezen we dat de vereniging ten doel heeft “de vorming van een broederschap in wier midden steeds gepaste vreugde en eendragt heerscht” en “de vorming van een “eerwacht ter versiering van openbare plechtigheden”. Tijdens vergaderingen zijn “vloekwoorden, onzuivere gezangen en vertellingen, alle twist en tweedracht” ten strengste verboden. Hier ziet men de karaktertrekken van de schutterijen die in de 16e en 17e eeuw zijn opgericht: niks te schieten, niks te bewaken en te beschutten. Een broederschap die de overleden leden (en echtgenotes en kinderen) plechtig begraaft en voor hun zielenheil bidt. Een vereniging die gezelligheid en gemeenschapszin tot basis heeft en over enige ja naar andere dorpen zal reizen om deel te nemen aan schietwedstrijden. Door en door katholiek en niet weg te slaan uit de processie. Het is op zijn minst opmerkelijk dat er op 20 februari 1853 geen pastoor wordt genoemd die een woordje spreekt. Misschien is dat toe te schrijven aan het feit, dat pastoor Johannes Haenen, 40 jaar oud, in Houthem nog erg “nieuw” is: hij is
er als pastoor “ingehaald” op 31 januari 1853, drie weken vóór de beroemde oprichtingsvergadering (9).

Een energieke schutterij

De nieuwe schutterij gaat energiek van start. In maart 1853 schaft men een majoorstok aan. In april heeft de eerste optocht plaats in uniform; in september wordt een prijsvogelschietwedstrijd gehouden, waarbij vijf medaljes zijn te winnen en het inleggeld 25 cent bedraagt. Het volgende jaar neemt de Houthemse schutterij al deel aan het vogelschieten in Broekhem, georganiseerd door de Jonge Nobele uit Valkenburg. In 1856 is men weer present in Broekhem, waar – in die tijden niet ongebruikelijk – een heuse “veldslag” wordt uitgevoerd. In datzelfde jaar 1856 organiseert men in Houthem een groots schuttersfeest, ook met een heuse “miniatuurveldslag”, waar­bij een aantal “zwaar gewonden” zijn te
betreuren en een vijftal vrouwen “flauw valt”.

Nog enkele feiten van vóór 1899.

In 1872 koopt de vereniging een nieuw drapeau, het volgende jaar het schild van Martinus, een medaljon met een afbeelding van de patroon Sint Martinus, en in 1874 een rouwvaan.

Over vaandels wordt reeds in 1853 gesproken. In dat jaar, op 24 april, gaat Martinus in optocht naar Strabeek om twee nieuwe vaandels op te halen. Het ene is een geschenk van notaris Johannes Mathias Schoenmaeckers, woonachtig in Huize Strabeek, en het andere is geschonken door Generaal de Ceva, die op Kasteel Strabeek woont. Het eerste is van zijde, rood-wit-blauw, met franje, het tweede is oranje, met aan de ene zijde het Nederlandse wapen en aan de andere zijde een gekroonde leeuw.

In 1892 overlijdt Sjeng Speesen, de “benjamin” van de vijf wederoprichters van 1853. Hij woont dan in Vroenhof en is de negentig voorbij. De schutterij zorgt voor een plechtige begrafenis.

In 1899 viert de schutterij feest, want de vereniging bestaat drie eeuwen. Men organiseert een groot schuttersfeest in Houthem met 15 gastschuttterijen. Burgemeester en wethouders zijn aanwezig.

De twintigste eeuw

Maar dik tien jaar later gaat het bergaf met Sint Martinus. Er is geen belangstelling meer, het ledental loopt terug, de schutters bergen hun geweren, trommels en het vaandel op. Weer staat er een periode van sluimeren voor de deur. Toch zien we Leopold Molin in 1919 als keizer van Schutterij Martinus gekroond worden. En in het archief van Schutterij Mauritius (Strucht) kan men lezen dat Martinus op 2 mei 1920 deelneemt aan het schuttersfeest in Schin op Geul, dus in dat jaar tekenen van leven vertoont (10).

Aan het begin van de jaren dertig van deze eeuw lijkt het einde van Sint Martinus onafwendbaar. Er vinden geen bijeenkomsten meer plaats. Als in 1932 de schutterij Sint Joseph in Broekhem wordt opgericht, dragen de Broekhemenaren een aantal in Valkenburg geleende kostuums en ze hebben de koningsvogel uit Houthem in bezit. Broekhem behoort tot de gemeente Houthem en dus vragen de mannen van Schutterij Sint Joseph of ze de uniformen en geweren van het in slaap gesukkelde Martinus mogen gebruiken. Burgemeester Hens is van mening dat Martinus nog niet officieel is opgeheven en dus kan men de eigendommen van de Houthemse schutterij niet zomaar aan iemand anders schenken. In 1937 krijgt hij gelijk: de schutterij in Broekhem gaat ten onder, juist in de jaren dat Martinus weer nieuw leven krijgt ingeblazen (11).

De in noot 7 genoemde artikelenreeks is niet alleen geschreven om de lezers van het “Geuldal” op de hoogte te brengen van de historie van de schutterij. Op 9 april 1933 wordt in “De drie Koningen” een vergadering belegd door de bestuursleden van de schutterij of wat daarvan nog over is. Onderwerp is “den minder eervollen ondergang van het oude schuttersvaandel en in hoofdzaak met het doel, om van de schutterij te redden wat er nog te redden is.” De koningsvogel en de dertig nog aanwezige keizer- en koningsplaten zijn van historische waarde.
Theodoor Schrooders heeft ze bewaard; maar het schuttersvaandel is verdwenen. Het is op 25 september 1932 verloren gegaan bij een brand op de hoeve Haldert Wat nu? Bovendien bezit Martinus een stuk land “op den Houthemerberg” (Vilt). Wat gaat daarmee gebeuren als de schutterij echt ophoudt te bestaan? Bij het einde van de vergadering meldt zich een aantal jonge schutten aan. Onder anderen Wim Haagmans, Jules Frissen, Sjeng Schoenmaekers en Jef Jacobs.

De bestuurderen van de Schutterij Sint Martinus zien de toekomst weer wat optimistischer tegemoet en de leden houden een collecte in het dorp voor nieuwe kostuums, die echte niet veel oplevert. “Onze Lieve Heer moge hem vergeven die uit een gevoel van spot een knoop van zijn onderbroek in het zakje heeft gestort”, aldus de schrijver in “De Geulbode”. In 1934 voert de schutterij het drama “Neo of de martelaar der Catacomben” op, voornamelijk om aan geld te komen. Ook dit wordt geen succes. “Men doet zijn best een nog te zwakke positie
te verbeteren” schrijft J.A. Jolles in 1936. Op de ledenlijst van 1933 staan 24 werkende leden vermeld en 63 ereleden. Contributie: 25 cent per maand (12). Andreas Sleijpen, Theodorus Schroeders, Leo Soons, W. Boreas, H. Odekerken en pastoor Ribbergh zien hun inspanningen beloond. Van het departement van Defensie krijgen de Houthemenaren twaalf Beaumont-geweren. Maar het aantal leden blijft laag. Bij de verwelkoming in Houthem van Gouverneur Van Sonsbeek in 1937 is de schutterij wel degelijk aanwezig.

Na de oorlog

In 1947 is Jos Plusquin koning van de schutterij in Houthem, Martinus is de oorlog dus goed doorgekomen. “Na de oorlogsjaren waren het onder anderen Wim Boreas, Wim Haagmans, Jef Jacobs, Sjo Plusquin, Jules Frissen, Frans Heijnens, Hubert Sleypen, Sjeng Schoenmaekers en Giel Mulleneers die onze schutterij tot grote bloei brachten”, schrijft archivaris Arno Roeloffzen in 1989 (13).

De geschiedenis van de naoorlogse schutterij Sint Martinus is een verhaal over een volwassen en steeds verder groeiende vereniging die met trots een oude traditie voortzet in een gemeenschap die daar dankbaar voor is. Nu volgt een overzicht van een aantal hoogtepunten. Een levende vereniging weet wat feestvieren is. In 1953 is er feest omdat de heroprichting honderd jaar geleden is. Het is juni 1959 als Martinus zijn 360-jarig bestaansfeest viert met een druk bezocht Bondsschuttersfeest.

De uitbouw van St.Martinus
Omstreeks 1960 begint de uitbouw van Sint Martinus. De vereniging krijgt een beschermheer in de persoon van Baron de Selys-Fanson. Het aantal leden neemt toe tot zestig. In 1960 wordt men verrijkt met een nieuwe buks, in 1961 met acht klaroenen, in 1963 met nieuwe geweren, in 1965 met een nieuw vaandel. In 1961 behaalt de drumband onder leiding van G. Mulleneers op vier bondsfeesten en het federatieconcours steeds een eerste prijs. Talloze bekers en medailles herinneren aan de glorietijd tussen 1960 en 1970 (14)

Het jaar 1972 brengt een groot schuttersfeest in Houthem. Modern van opzet, met een beatavond waar de Cats uit Volendam optreden. Een schutterij past zich aan aan de tijd waarin ze leeft. Op zondag 15 juli 1973 wordt Houthem door duizenden bezoekers overspoeld als Martinus de eer heeft om het 24e Federatiefeest te organiseren. Een feestcomité (voorzitter Emile Zurstrassen) heeft alles uitstekend voorbereid, er zijn 52 deelnemende schutterijen, voorzitter Hub van Loo en secretaris Jef Jacobs en diverse commissies hebben een winter lang vergaderd. Het begint een traditie te worden dat Houthemse schuttersevenementen kampen met slecht weer. Zo ook op 15 juli 1973. “Schuttersglorie in de regen”, kopt het Land van Valkenburg. Maar Houthem beleeft een onvergetelijke dag.

In 1974 is er het 375-jarig bestaansfeest en er zijn nieuwe uniformen. Gekozen is voor een voormalig infanterie-uniform van het Nederlandse leger en wel van de 4e linie in de periode 1852-1856. Kosten: ruim 43.000 gulden. Maar “in kringen van het schutterswezen wordt de keuze van deze uniformen een schot in de roos genoemd”, aldus het Land van Valkenburg van die week. De rondgang door het dorp is acht kilometer lang. “We wilden uit dankbaarheid door alle straten gaan”, zegt Eiel Zurstrassen in de krant. Vijf jubilarissen krijgen een gouden eremedaille van de schuttersbond: Wim Haagmans, Jules Frissen, Jos Jacobs, Frans Heijnens en Jan Schoenmakers. Ze krijgen een receptie aangeboden. In 1975 presenteert Martinus trots een nieuw vaandel met het aloude Martinusmotief. Vaandeldrager P. Laming presenteert het vaandel in diverse kranten. Het bondsschuttersfeest in 1977 verregent. In 1980 zijn er weer zeven jubilarissen: H. Hermans, H. Thewessen, A.Jacobs, Th. Schrooders, G. Snackers, N. Ronckers en J. Mulleneers. En 1981 behaalt het klaroen- en tamboerkorps onder
leiding van Theo Lodewick het Nederlands kampioenschap in de eredivisie sectie C, een nieuw hoogtepunt in de historie van de Houthemse schutterij.

Het jaar 1982 als voorbeeld van wat een gezond schutterskorps allemaal kan meemaken. Een zonovergoten bondsschuttersfeest in Houthem met duizenden bezoekers. Het regent slechts een beetje, dus in Houthem is men tevreden; het zestal van de schietploeg wordt kampioen van Valkenburg; tamboer-maître Theo Lodewick behaalt tijdens het Bondsschuttersfeest in Vijlen de eerste prijs; op het Federatiefeest in Margraten herhaalt hij deze prestatie.

Een jaar later zijn er vier jubilarissen: Jo Jacobs, Jan Schoenmakers, Math Haagmans en Henk Teheux. In 1985 krijgt Martinus in de persoon van voorzitter Theo Schrooders weer een keizer na Leopold Molin in 1919. Tijdens plechtigheden draagt hij niet alleen zijn eigen keizersplaat maar ook die van zijn voorgangers. Schutterij Sint Martinus is een trouw deelnemer geworden bij het OLS, het federatiefeest en de bondschuttersfeesten. In 1986 zijn er weer jubilarissen. Verenigingen die lang bestaan en een hechte band tussen de leden kennen, vieren veel jubilea. In 1986 zijn er liefst tien jubilarissen. “Regen van goud en zilver” luidt de kop boven het artikel in “De Limburger”. Miel Zurstrassen huldigt Guus Jakobs, Jos Plusquin, Math Geelen, Jan Haagmans, Frans Lodewick, Piet Laming, Harry Schurgers, Piet Beusen, Piet Pinckers, en Wiel Jakobs en tenslotte wordt hijzelf gehuldigd, want hij is twaalfeneenhalf jaar
erevoorzitter. Tijdens de receptie staan de bezoekers een uur in de rij.

Ook in dat jaar 1986 is er twee keer zilver in Houthem. Jos Plusquin en August Jakobs ontvangen uit handen van loco-burgemeester Jo Jacobs de eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje Nassau, in zilver en wel vanwege hun verdienste voor de schutterij van Houthem.

Het jaar 1987 is weer een topjaar: in maart zegent Pastoor Keulers vier nieuwe trommels in. Het 157e bondsfeest wordt in Houthem gehouden. Zeventien schutterijen nemen deel. In 1989 komen er nieuwe trommels. In datzelfde jaar mikt Chris Teheux op de keizerstitel maar ondervoorzitter en geweerdrager Harry Schurgers – zoon van de geschiedschrijver – steekt er een stokje voor en wordt  koning. In 1989 is Martinus natuurlijk present op het Europees Schutterstreffen in Valkenburg.

De jaren negentig

Van de laatste jaren zijn door de overijverige Martinus-archivaris Roeloffzen alle gegevens bewaard. Hier worden slechts de voornaamste feiten vermeld.

Weer organiseert Schutterij Martinus een Bondsfeest en wel op 16 mei 1993. Een groot aantal bestuursvergaderingen gaat eraan vooraf, zoals dat steeds het geval is geweest. Een sectie administratie, een sectie financiën, een sectie P.R., een sectie optocht, en sectie feestterrein en een sectie schieten hadden hun handen vol. Het feestterrein is weer gereedgemaakt op het stuk weide naast  de Kerkweg. Een discoavond, een jeugdshow en een dansavond gaan de feestdag vooraf en op 16 mei telt men 18 deelnemende schutterijen. Warempel schijnt de
zon, wat het defilé – ter hoogte van de basisschool – doet uitgroeien tot een schitterend schouwspel. Over de organisatie van het schuttersfeest is na afloop iedereen tevreden.

In 1994 worden drie jubilarissen gehuldigd. Het zijn voorzitter en keizer Theo Schrooders, tamboer-majoor Pierre Dullens en reserve-vaandrig Ad Jansen. Ter gelegenheid van het Bondsschuttersfeest van dat jaar in Valkenburg schrijft Arno Roeloffzen reeds in het programmaboekje dat de schutterij zich voorbereidt op het grote feest in 1999. En ook schrijft hij over de activiteiten van Martinus: “De veelal jeugdige muzikanten van ons klaroen- en tamboerkorps nemen vaak deel aan muziekwedstrijden, zowel solistisch als ook met het gehele korps.
Daarbij zijn vele prijzen behaald en het korps neemt verder ook deel aan  muzikale shows.

En dan 1998 tot slot. Tijdens de Nieuwjaarsreceptie worden 13 nieuwe klaroenen gepresenteerd. “Aangezien het korps onderdeel is van een schutterij, heeft men besloten de speciale “klaroen-sound” te handhaven en niet te zwichten voor de trend in de klaroenkorpsen om over te stappen op moderne trompetten”, laat het bestuur weten. Sint Martinus neemt weer deel aan het OLS, het federatiefeest in Valkenburg en het Bondsfeest. Het klaroenkorps behaalt een eerste prijs in Valkenburg in de muziekwedstrijden en een paar individuele onderscheidingen en herhaalt dit tijdens het Bondsfeest. Het korps onder leiding van Maurice de Lange en Pierre Dullens blijft aan de weg timmeren door op 4 oktober tijdens het Bondsconcours van de Limburgse Bond van Tamboerkorpsen in Venray een eerste prijs te behalen met promotie naar de tweede divisie.

Op de laatste zondag van augustus schiet Bert Kools de koningsvogel naar beneden en dat levert hem de titel “jubileum­koning” op. Tijdens het jubileumjaar 1999 zal hij, samen met zijn echtgenote Marleen, het visitekaartje van de eeuwenoude Schutterij Sint Martinus vormen. Van vaandrig-vaandrager is hij gepromoveerd tot koninklijk middelpunt van de oudste vereniging van Houthem, als die haar vierde eeuwfeest gaat vieren.

Met een rijk verleden van vierhonderd jaar achter de rug gaat Schutterij Sint Martinus ongetwijfeld een glorieuze toekomst tegemoet. Het is aan de inwoners van Houthem om tijdens de festiviteiten in 1999 aan de feesteling te laten zien, dat deze in de harten van de Houthemenaren een bijzondere plaats heeft ingenomen. De geschiedenis van de oudste vereniging is een wezenlijk deel van de geschiedenis van heel Houthem.

Noten

1. Over het katholieke aspect in de schutterij wordt geschreven door J.G. Gerits in zijn boek, “De Schuttersalmanak, Sweikhuizen, 1988,7.
2. J. A. Jolles, De schuttersgilden en schutterijen van Limburg, PSHAL, 72, 1936, 91.
3. H.J.J. Philippens, Houthems Verleden, Eygelshoven, 1983, 125.
4. J.G. Gerits, 1988, 6. Zie noot 1.
5. J.J. Philippens, 1983, 126.
6. J.G. Gerits, 1988, 10.
7. In het voorjaar van 1933 wordt in het in Meerssen gedrukte weekblad “De Geulbode” in twaalf afleveringen de geschiedenis van
Martinus gepubliceerd. Hierin staat een uitvoerig overzicht van de gebeurtenissen tijdens de heroprichting in 1853.
8. Leonard Crolla was aangesteld als schoolmeester. Zijn vrouw dreef een winkel. In 1854 kreeg hij bij Schutterij Sint Martinus de functie van kolonel en in 1856 vestigde hij zich in
een splinternieuwe pand aan de provinciale weg. Het is het latere Hotel Het Geuldal.
9. W. van Mulken, Inventaris van de Archieven van de Rooms-Katholieke parochie van de H. Gerlachus te Houthem, 1598-1953, Houthem, 1978, 20.
10. In het archief van Sint Mauritius bevindt zich een door de secretaris geschreven lijst van de verenigingen die aanwezig zijn op het “Groot Internationaal Schuttersfeest”, dat op 2 mei 1920 plaatsvindt in Schin op Geul. Het zijn er 21 en één daarvan is Martinus uit Houthem.
11. W. van Mulken, Inventaris van de Archieven van de Gemeente Houthem, Maastricht, 1974, nr. 2220; Jo van Aken en Jan G.M. Notten, Beeld van Broekhem, 1988, 94, 95.
12. Jolles, PSHAL, 72, 1936, 96.
13. Kort overzicht ter gelegenheid van het Europees Schutterstreffen in Valkenburg.
14. Harry Schurgers in Het Land van Valkenburg van 10 mei 1974.

0 - 0

Thank You For Your Vote!

Sorry You have Already Voted!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *