Vandaag verscheen er in Dagblad De Limburger een dubbelbrede pagina over de schutterijen en hun kogelvangers. Hierin werd ook de langjarige strijd van onze schutterij samen met de Nobele schutterijen Valkenburg benoemd in een terugblik met onze voorzitter Maurice de Lange. Rene Willems van het dagblad.
Vechten tegen de voorschriften
Het geld was er. De grond ook. En zelfs de toestemming om op die grond een schietboom met kogelvanger te plaatsen was binnen. Het wachten was alleen nog op de vergunning van de gemeente Valkenburg aan de Geul.
Het werd een eindeloze strijd tegen regels en voorschriften. „We zijn bij de gemeente van het kastje naar de muur gestuurd”, verzucht voorzitter Maurice de Lange van schutterij Sint-Martinus Houthem. „In dit geval: van bureau naar bureau. En elke keer zat daar weer een andere ambtenaar. Om gek van te worden.” Vijftien jaar geleden informeerde Sint-Martinus al naar de mogelijkheden voor een kogelvanger. „Toen was er nog geen verplichting om met kogelvangers te werken”, legt De Lange uit. „Maar we kregen wel de eerste signalen dat er iets zat aan te komen.”
De schietboom van Houthem stond op dat moment achter het chique château Sint-Gerlach. Een mooiere plek bestaat niet, vindt De Lange nog steeds: „Je kunt daar gasten van kasteelheer Camille Oostwegel, provoost bij ons, kennis laten maken met dit prachtige stukje volkscultuur. Wat ons ook nog een extra centje oplevert.” Maar het is ook een kwetsbare plek, realiseerde het bestuur zich toen al: „Je zit aan de rand van een beschermd natuurgebied. Na het seizoen rapen we de afgeschoten kogels netjes op. Er blijft hooguit 10 procent liggen, zoals de wet voorschrijft; jagers laten met hun hagelgeweren méér lood achter. Maar goed, je wéét dat je daar vroeg of laat problemen krijgt.”
De gemeente verwees de schutterij in eerste instantie naar Berg en Terblijt of Schin op Geul, waar al kogelvangers stonden. „Maar dan snap je dus niks van de schutterswereld”, zegt De Lange. „Een schutter uit Houthem fietst echt niet naar Berg om daar te gaan schieten, dat ligt veel te gevoelig.” De schutterij zocht contact met de Nobele in Valkenburg, die met eenzelfde probleem kampte. „Oudere leden voorspelden dat wij met die bök nooit tot overeenstemming zouden komen”, weet De Lange nog, „maar het verstand zegevierde: we beseften allebei dat we de kosten van zo’n kogelvanger – alles bij elkaar zo’n veertigduizend euro – beter konden delen.”
En toen begon het gevecht met de lokale overheid. „We moesten zelfs aangeven wat de goothoogte zou worden”, zegt De Lange, nog altijd verontwaardigd. „Voor een mast van twaalf meter met een schietkast die alleen naar boven gaat als we schieten!” Het werd een kwestie van volhouden, teleurstellingen doorslikken en verder gaan. Met succes: afgelopen weekeinde werd de gezamenlijke schietboom van Sint-Martinus en de Nobele op het sportpark in Houthem geplaatst. Volgende week zaterdag wordt die officieel in gebruik genomen tijdens een sportdag voor de dorpsbewoners.
Voor De Lange komt daarmee een einde aan een lange, lange lijdensweg. „Ik heb voor mijn werk al heel wat lastige en ingewikkelde projecten geleid”, zegt hij.
„Maar dít was de zwaarste klus die ik ooit voor mijn kiezen heb gehad.”
Schutter moet blauwe lucht zien
Hij staat zelf al bijna veertig jaar onder de schietboom en is zelfs koning geweest. Bert Jansen weet dus precies wat een schutter nodig heeft als hij op de bölkes mikt: „Je moet de lucht achter de hark kunnen zien.”
Jansen heeft een kogelvanger ontwikkeld die de schutters vrij zicht op de hemel geeft. De plaat achter de bölkes is van keihard maar glashelder polycarbonaat. „Het materiaal wordt hier in de buurt gemaakt bij Sabic”, legt hij uit. „In principe is daar dus helemaal niks geheimzinnigs aan.” Jansen komt oorspronkelijk uit Borkel en Schaft, tussen Valkenswaard en de Belgische grens, maar woont al jaren in België. Hij heeft in Hamont-Achel een eigen constructiebedrijf. „We hebben vroeger heel veel gewerkt voor aspergetelers”, vertelt hij. Het Akkermansgilde in Venlo heeft hem een jaar of twintig geleden gevraagd om een nieuwe kogelvanger te maken. „Kogelvangers bestaan al lang”, legt Jansen uit. „In de Achterhoek en in delen van Duitsland wordt mis-
Kogelvangers zijn er in alle maten en materialen. Het ontwerp van Bert Jansen is in Limburg bijzonder populair. Vooral omdat zijn kogelvanger doorzichtig is. schien al vijftig, zestig jaar met ogelvangers gewerkt. Maar in Venlo wilden ze iets anders, iets wat meer in de lijn ligt van het schieten in de vrije lucht.” Bestaande kogelvangers waren ontwikkeld voor het tegenhouden van kogels. Ze waren bedekt met een dikke laag glaswol bijvoorbeeld, of bespannen met stevig doek. Jansen zocht het in een andere richting: hij bedacht een systeem waarmee hij kogels kon opvangen.
Inmiddels heeft Jansen zo’n tweehonderd kogelvangers geplaatst bij schutterijen. Hoe het systeem precies werkt, wil hij niet vertellen. „De kneep zit ’m in de hoek waaronder de kunststof plaat achter de hark staat”, zegt hij. „Daardoor schiet de kogel naar boven, waar we hem opvangen. Vervolgens valt de kogel via een buisconstructie in een zinken emmer onder de hark.” Op die manier wordt volgens Jansen elke kogel die wordt afschoten – raak of mis – netjes opgevangen. „Als ze honderd keer hebben geschoten, zitten er honderd kogels in die emmer”, zegt hij. „Gegarandeerd.”
Dat maakt kogelvangers ook rendabel, vindt Jansen: „Het is een dure constructie, zeker als je zoals wij degelijk materiaal gebruikt. Maar dat geld verdien je terug doordat je de kogels opvangt en kunt smelten, zodat je het lood opnieuw kunt gebruiken. Sommige schutterijen betalen twee euro voor een kilo lood. Nou, tel uit je winst, zou ik zeggen.”
Schietbomen met kogelvangers
Voor de Zuid-Limburgse schutterijen begint volgende maand een nieuw seizoen vol bondsfeesten, het Zuid-Limburgs Federatiefeest en als hoogtepunt van het jaar het OLS. In de aanloop naar die traditionele schuttersfeesten wordt overal druk geoefend met het schieten op de beruchte bölkes. In principe mag daarbij alleen nog geschoten worden op schietbomen met kogelvangers. Die verplichting stelt de schutterijen voor enorme investeringen. Maar ze hebben geen keus: het is buigen of barsten. Tekst: Rene Willems en Daan de Hulster en foto’s: John Dummer en Diana Scheilen.
Maximaal 120 schoten per uur
‘Maximaal 120 schoten per uur is acceptabel’ De droge knal van een zware buks geeft schutters een heerlijk gevoel. Voor omwonenden die niks met schutterijen hebben, blijft diezelfde knal doorgaans echter een bron van ergernis. Om te voorkomen dat klachten van omwonenden ertoe leiden dat schuttersfeesten onmogelijk worden, heeft de provincie in 2009 de Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten opgesteld. Een richtlijn die gemeenten helpt om schutterijen te laten schieten en omwonenden te vrijwaren van al te veel overlast.
In de Handreiking wordt onder meer aangegeven hoeveel schoten per uur gelost mogen worden. De provincie legt de limiet bij 120. Dat is voor mensen in de buurt ‘acceptabel’, verwacht de provincie. De richtlijnen gelden in principe alleen voor de wekelijkse training van schutterijen op hun eigen schietwei. Voor eenmalige schuttersfeesten gelden aparte regels, waarbij de lokale verordening richtinggevend is. In de meeste gemeenten mogen schutterijen twaalf keer per jaar uitpakken met een wat groter evenement. Voor de schutterijen is dat over het algemeen meer dan zat.